Twee weken later was hij er weer.
Hij had een boodschappentas bij zich.
Terwijl zij naar het koffie zetapparaat liep, zei hij:
‘Wacht eens even, ik heb wat meegenomen.’
Op dat moment pakte hij zijn tas, kiepte hem ondersteboven, en door de lucht zweefden er een heleboel papiertjes, roze, groene, gele.
‘Jouw post-it’s waren niet genoeg,’ zei hij, een beetje glimlachend.
‘Ik had er veel meer nodig.
En bij elke sorry die ik opschreef,
voelde ik me lichter worden.
Het lijkt gek,
maar ik heb het wel gehad met dat sorry.’
Ze gingen beiden zitten.
En hij vertelde, zij luisterde, ze spiegelde, en na een uurtje stond hij op.
Hij vertrok,
zonder koffie.
En zij?
Ze schudde haar blonde krullen naar achteren, knipperde met haar ogen.
Deed de deur achter hem dicht.
En het kindje in haar buik bewoog.