Tijd voor mezelf
Lekker genieten in m'n eentje
relax
- Mooie citaten, fijne muziektips, heerlijke schrijfopdrachten.
Vergeven, het lijkt wel of dat maar heel gewoon is. Komt de ander er dan zĂł gemakkelijk van af?
Een verhaal over vergeven.
Ik woon op een zeilschip, in de museumhaven in Amsterdam.
Ik heb mijn hele leven op de uitgestrekte wateren gezworven.Â
Heerlijk vond ik dat. Niemand had commentaar over mijn baardje dat te lang en te wild was. Ik mocht bepalen welke koers ik volgde. Eten deed ik wanneer ik honger had. Ik heb jaren geen stress gehad. Ook al gebeurde er van alles onderweg, ik had rust. De golven en de wolken waren mijn metgezel.
Het was eenzaam, dat dan weer wel. Ik kon niet vertellen, niet delen.
Toen vond ik een liefde, in de haven van Barcelona.Â
In Amsterdam zagen we zoveel stress, verdriet en schaamte. Toen werd het verlangen geboren iets voor een ander te betekenen. Zo hebben we, in Amsterdam, een coachingsopleiding gedaan. Bij elkaar zijn we 125 jaar oud, en we willen nog graag zinvol werk doen. En daarom werden we gelukscoach.
Een beetje weifelend staat hij aan de kade. Op welk schip woont zijn coach?
Ik zie hem staan, wenk, en even later zit hij bij mij aan tafel.
âMijn vader is vorige week overleden. Ik ben niet naar zijn begrafenis geweest. En veel mensen in mijn omgeving keuren het af.
Ik had er vrede mee, maar nu weet ik het zo net niet meer.â
âVertel.â
En hij begint te praten. Over zijn jeugd, over het misbruik door zijn vader. Hoe hij zijn hele leven gestruggeld heeft met de overtuiging dat hij niets waard was, dat hij in zijn relatie nog steeds de gevolgen ondervindt van dat misbruik.
âIk heb geluk gehad dat ik een hele geduldige en begripvolle vrouw getroffen heb. Ik heb geen kinderen. Bewust voor gekozen. Ik wilde niet het risico lopen dat ik het leven van mijn kinderen zou verpesten. Dat is goed. En ook een gemis.
Twee weken geleden hoorde ik dat mijn vader ernstig ziek was. Ik had hem in geen jaren gesproken. Ik had afscheid van hem genomen toen ik een jaar of twintig was. Nooit met hem gesproken over het misbruik. Dat vond ik te ingewikkeld.
Toen ik hoorde dat hij ziek was, dacht ik âNu, of nooitâ. Ik ga het hem vertellen hoe hij mijn leven verknald heeft. Dat ik het hem nooit zal vergeven. Dat ik door hem jaren heel eenzaam en gebroken door het leven gegaan ben. Dat het nog een beetje wat geworden is door Eva, mijn vrouw.
Een paar weken geleden, nam ik de trein naar Leiden waar mijn vader in een hospice lag.
âDaar zal hij blij mee zijn,â sprak de vrijwilliger, âdat je er bent.â
Die blijdschap zou niet lang duren, bedacht ik.
Ik schrok toen ik hem daar zag liggen, zo echt mijn vader, maar dan oud, mager en zo heel erg grijs.
We dronken samen koffie. De eerste ogenblikken spraken we niet.
Ik schraapte alle moed bijeen.
âPap, weet je wel dat je mijn leven helemaal verknald heb. Weet je wel dat door het misbruik ik altijd het gevoel gehad heb dat ik waardeloos ben. Pap, weet je wel wat voor afschuwelijke jeugd ik heb gehad. Pap, je had mijn held moeten zijn, en je werd mijn ..uhh.â Ik wist niet hoe ik het moest zeggen.
Toen durfde ik hem aan te kijken. Ik zag zijn grijze ogen. Zijn gezicht werd een grimas. Ging hij huilen? Dan zou ik vertrekken. Direct. Als er ĂŠĂŠn moest huilen was ik het. Hij had daar geen recht op.
Maar hij huilde niet. Zijn ogen werden wel vochtig. En hij knikte. Droef. Hij knikte.
âPap, ik kom hier niet om je te vergeven. Dat wil ik niet, ik wilde je alleen vertellen wat voor klootzak je bent. Dat alleen. Je hebt vast geen idee gehad hoe bang ik van je was, en hoe angstig ik mijn hele leven geweest ben. Je moet weten dat ik niemand meer heb durven vertrouwen, behalve Eva dan, die beetje bij beetje mij daarmee geholpen heeft. Pap, ik heb geen kinderen, omdat ik zo bang was dat ik hetzelfde zou doen, wat je bij mij gedaan had. Pap, ik kan je niet vergeven.â
Mijn vader knikte. Stil. En ik wist: Dit is het enige wat hij mag doen. Verder niets.Â
Toen verlegde hij zijn hand een beetje richting mij, een oude dunne, rimpelige hand. Ik heb er naar zitten kijken. Een vrijwilliger kwam met de koffie en schonk weer in. Ik dronk ervan, en keek weer naar die hand. Toen heb ik mijn hand op die van hem gelegd.
Ik weet niet wat het was, ik weet niet goed wat ik voelde. Maar er gebeurde zoveel in mij. Ik geloof dat het verdriet was. Dat die vreselijke boosheid werd vermengd met intens verdriet.
âEn pap, toch kan ik je niet vergeven.â Hij knikte weer. Keek me aan, ik keek terug. Wat een afstand, hemelsbreed. En ook dichtbij.
Ik drukte even zijn hand.
Zo zaten we, stil. We waren samen. De lucht was zwaar van verdriet.
Toen stond ik op, ik liep naar de deur, ik keek om. Hij had zijn ogen op me gericht. En dat was het.
En toch hè, toen ik zo in de gang liep, had ik toch een soort gevoel van âen ik heb gelukkig wel afscheid van hem genomenâ.Â
In de trein, terug naar Amsterdam, keek naar buiten, zonder iets te zien. Bij het station pakte ik mijn fiets en kwam als vanzelf in het Vondelpark. Daar heb ik rondjes gefietst, en weer een rondje en weer. Tot ik wist: Er is iets voorbij. Ik mag een boek dicht slaan.
Ik ben niet naar zijn begrafenis geweest. Eva en ik zijn samen naar zee gegaan. We hebben langs het strand gelopen. En erna wat gedronken in een strandtent. Ik voelde een soort van vrede.
Nu ik dit zo aan jou vertel, voel ik dat het goed is zo. Wat ook mijn vrienden en familie ervan vinden.
Ik ben blij dat ik naar je toe bent gegaan.Â
Dankjewel.
Het is okĂŠ.â
Hij zet zijn kopje op tafel, schuift zijn stoel naar achter en schudt me stevig de hand.
Als hij op het dek staat, keert hij zich om.
âHet is maar de vraag wat vergeven eigenlijk is, hè.â
Hij pakt zijn fiets, zwaait even. Hij is uit mijn gezichtsveld.
Het is maar de vraag wat vergeven eigenlijk is, hè.
Â
lekker schrijven
op jouw tijd en
op je eigen fijne plekje
relax