pleegkind, Maria, loyaliteit

Een helend verhaal voor een pleegkind.

Pleegkind Maria is elke keer zo in de war als ze naar haar moeder gaat.

Ze woont in een pleeggezin, en gaat zo nu en dan naar haar moeder.

Ze doet dit graag, én het is ontzettend ingewikkeld.

Loyaal naar haar ouders, loyaal naar haar pleegouders.

Daar raak je toch van in de war!

Voor haar schreef ik dit Helend Verhaal.

Een helend verhaal voor Maria, pleegkind:

Het is nu tijd om het voor te lezen

Tien jaar is ze. Ze heeft een prachtige bos zwarte krullen.

Dat heeft niemand in haar klas.

Ze woont bij ome Kees en tante Ankie.

Eén keer in de maand gaat ze bij mama op bezoek.

Ze verlangt altijd naar mama.

En het is óok ingewikkeld.

Ze weet dat mama van haar houdt,

maar ze doet soms zo gek.

Dan begint ze ineens in zichzelf te murmelen of kei hard te zingen.

Ze geeft vaak antwoorden die nergens op slaan.

En ze geeft heel gekke cadeautjes; pas gaf ze een grote paarse hoed, die aan de achterkant helemaal kapot was. En ze gaf hem alsof ze iets van goud gaf.

Ze heeft een keer aan mama gevraagd hoe ze aan haar zwarte krullen komt. 

Mama zet toen: ‘Die komen uit de hemel, kind.’

Dat klonk wel mooi, maar ook een beetje eng.

Loyaliteit van het pleegkind

Elke keer als ze bij mama geweest is, is ze helemaal in de war.

Tante Ankie heeft een keer tegen Tom, van pleegzorg gezegd, dat het bezoek aan mama niet goed voor haar was.

Daarna is ze heel erg haar best gaan doen, om haar verwarring niet te laten zien.

Als ze dan thuis komt doet ze heel vrolijk en aardig. En als tante Ankie of ome Kees vraagt hoe het was, zegt ze ‘superleuk!’

Waar ze geen invloed op heeft, zijn haar nachtmerries.

Elke nacht na het bezoek aan mama heeft ze een hele gekke nachtmerrie.

Ze loopt dan in een doolhof. En ze kan het eindpunt niet vinden. Ze gaat rennen, en door de bosjes heen kruipen, het wordt dan heel donker. Nergens is de uitgang, het licht te zien. Ze wordt angstig, haar hart klopt in haar keel en ze gaat roepen en ze wordt steeds banger. En op een gegeven moment gaat ze hard gillen.

En dan wordt ze wakker. En ome Kees en tante Ankie ook.

Ze mag dan even bij hen in bed liggen. Dan wordt ze rustig. En als ome Kees dan zachtjes over haar rug gestreeld heeft en tante Ankie over haar bol, dan kan ze weer in haar eigen bed slapen.

De volgende morgen doet haar keel dan zeer, misschien wel van het gillen, ze heeft dan pijn in haar buik.

Het is heel raar: als ze aan mama dénkt, krijgt ze ook altijd een zere keel en buikpijn.

En dat is best vaak.

Ze krijgt dat als kinderen vragen: ‘Waarom woon je niet bij je vader en moeder.’ Of als ze zeggen: ‘Wat gek dat je zwarte krullen hebt. Dat heeft toch niemand bij jou thuis?’

Of, ook, als ze zomaar ineens de blauwe ogen van haar moeder ziet.

Dat kan zomaar opeens gebeuren, als ze aan het rekenen is, of als de meester voorleest, of als ze op het schoolplein speelt.

Nachtmerrie na bezoek aan mama

Het is avond. Vanmiddag is ze naar mama geweest. Ze moet nu gaan slapen. Ze mocht een poosje langer opblijven. Ome Kees en tante Ankie hebben nog een spelletje gedaan.

En nu moet ze echt naar boven.

Alles duur langer. Het tanden poetsen gaat niet snel, het douchen gaat traag, en haar pyjama lijkt wel te klein. Zo stroef gaat het aankleden.

Eindelijk ligt ze op bed. Het gordijn is een heel klein beetje open, de lantaarn, buiten, schijnt zijn licht in haar kamer. Er brandt een lief nachtlampje op haar bureautje.

En dan, dan gaat ze slapen.

En ja hoor. Ook deze nacht droomt ze dezelfde droom.

Ze wandelt door het doolhof. In het begin lijkt het allemaal nog prima. Het is nog licht en droog. Maar al gauw wordt het pikkie donker. Ze zet het op een rennen, maar ze krijgt het einde niet te zien. Geen uitweg!

Ze rent de ene kant op, dan de andere kant. Ze rent weer terug. En het wordt steeds ingewikkelder.

Ze wil gaan roepen, gillen.

Hulp aan pleegkind

En dan ineens hoort ze een stem. ‘Maria.’ Ze kijkt om zich heen. Waar komt die stem vandaan?

‘Hier ben ik.’

En dan kijkt Maria naar boven. Daar, op de uitkijktoren staat een vrouw, met lange witte haren, wapperen in de wind en een ruime zeegroene jurk.

‘Luister, Maria,’ ik zie dat je de weg kwijt ben. Je moet even goed naar me luisteren. Je loopt bijna naar het einde. Ik ga je vertellen welke kant je op moet.

Even goed om je heen kijken. Zie je rechts dat bosje met die blauwe bloemen?’ Maria kijkt naar links. ‘Nee, de andere kant,’ zegt de lieve stem dan. ‘Die kant ga je nu lopen, en nu kom je op een kruispunt. Ga maar gewoon recht door. En nu ga je weer rechts en dan…’

Oh, daar ziet Maria de uitkomst. Ze roept blij: ’ja!, ik zie het.’ En ze huppelt naar het uitgang. Oh, haar hart danst net ze zo blij als haar voeten.

‘Dankjewel!’ roept ze naar boven. En nog net ziet ze een flits van een zeegroene jurk. En ze roep nog harder. ‘Dankjewel.’

Een diep gevoel van verlangen en dankbaarheid overstroomt haar hart.

Er was iemand die haar de weg wees.

Het was helemaal niet zo eng in het doolhof. Of: Achteraf bleek het helemaal niet eng te zijn.

En in haar slaap draait ze zich om, ze gaat lekker op haar buik liggen.

Als ze de volgende morgen wakker wordt, dan weet ze: Ergens is er licht, ook al ben ik helemaal in de war en kan ik het niet zien. Toch is het licht er.

Ze slaakt een diepe zucht, stapt haar bed uit en doet de gordijnen wijd open.

En ja hoor, het is licht!

Een helend verhaal

Helende verhalen. Ze helpen.

Helende verhalen doen meer dan je denkt.

Dit verhaal schreef ik voor een pleegkind. Maria groeit op in een liefdevol pleegezien, maar voelt zich vaak verscheurd. 

Van wie houdt ze nu het meest? Van mama, of haar pleegouders, of van papa die niet meer in beeld is?

Maria, je bent helemaal goed zoals je bent!

En: er is altijd uitkomst!